Het is 2019, een koude, zonnige dag in oktober. Samen met een vriendin ben ik naar het ziekenhuis gereden. Onderweg hebben we gezellig gekletst. Een dag waar ik hoopvol aan begonnen ben.
Aangekomen bij de therapeut vraag hij mij om mij uit te kleden en met mijn rug naar hem toe te gaan staan. “Oh, dit staat flink scheef.” zegt hij. Voor mij is dit geen nieuwe informatie.
“De vorige keer heeft deze behandeling goed geholpen hè?” vraagt de therapeut. De vorige keer? Welke vorige keer? Ik krijg deze behandeling voor het eerst! Betekent dit dat er meer behandelingen gaan volgen? Ik ben verward. Vooraf had ik te horen gekregen dat deze behandeling de enige optie zou zijn. De laatste ingreep waar ik nog baat bij zou kunnen hebben. Nu blijkt deze arts mijn verhaal niet te kennen.
Op zoek naar erkenning
De therapeut gaat geroutineerd verder. “Ga maar liggen,” zegt hij. “Ik zal je bekken
rechtzetten.” Hij drukt op mijn stuit. “Doet dit pijn?” De tranen schieten in mijn ogen. “Ja,
dat doet pijn,” zeg ik zacht.
“En dit dan?” vraagt hij, terwijl hij er vlak onder drukt. “Doet dit ook pijn?”
Ik schiet omhoog. “Ja, dat doet ook pijn!” Ik adem diep in en weer uit. ‘Nog even’, denk ik.
‘Even hier doorheen. Het is zo klaar.’
De therapeut zet mijn bekken recht, en na wat trekken en duwen is hij klaar. Het nagesprek gaat moeizaam. Ik moet moeite doen om antwoord te krijgen op mijn vragen.
Op dit moment voel ik het gewicht van jaren. Het nummertje dat ik ben voor zoveel
therapeuten. Het feit dat ze niet goed weten wat ze moeten doen, maar me toch hoop
geven. Waarom zijn ze niet gewoon eerlijk? Waarom zeggen ze nooit: “Ik weet het niet.” Of
“Laten we het proberen, maar ik durf geen garanties te geven.” Ik voel me intens
verdrietig. Ik kijk mijn vriendin aan. Ik zoek steun. Erkenning.
Op dit moment voel ik het gewicht van jaren. Het nummertje dat ik ben voor zoveel
therapeuten.
Boosheid
Met wat trekken en duwen zet de therapeut mijn bekken recht. Het nagesprek verloopt stroef. Ik moet moeite doen om antwoord te krijgen op mijn vragen. Even later loop ik met mijn vriendin naar buiten. “Oh, dit maakt me echt boos!” zegt ze plotseling. Ik schrik en kijk haar aan. “Echt waar? Wat maakt je boos?” vraag ik en zij antwoord: “Hoe hij met je omgaat! Hoe hij je behandelt!”
De tranen schieten in mijn ogen. De reactie van mijn vriendin heeft iets losgemaakt. Al tijden houd ik mezelf voor dat dit erbij hoort en dat al deze moeite een hoger doel dient. Al tijden maak ik mijzelf klein en doe ik een stapje achteruit. Nu besef ik plotseling hoe naar dit is. Ik word niet gezien. Mijn pijn niet echt gekend. Voor zoveelste keer ben ik behandeld als een nummertje, als onbekend persoon. Fijn dat jij me wél ziet, lieve vriendin. Wat ben ik blij dat jij me begrijpt.
Troost
Toch is deze dag nog niet voorbij. Er staan nog twee injecties gepland. En ook nu is zowel de bejegening als de behandeling intens pijnlijk. Ik probeer het grotere doel voor ogen te houden. Maar wanneer ik na afloop weer bij mijn vriendin in de wachtruimte kom, laat ik mijn tranen de vrije loop. Ik laat me troosten.
Het begin van iets nieuws
Op de weg naar huis ben ik blij dat het achter de rug is. Dit was een heftige dag. Deze dag zou het begin blijken van een mentale verandering, waarbij de hoop op fysiek herstel langzaam plaats maakt voor iets nieuws. Hoe precies, dat is nog de vraag.
Over deze blogs:
Deze blogs zijn in willekeurige volgorde geschreven. Voor het lezen van de achtergrond van deze blogs kun je hier verder lezen.