Ze is als zovelen,
geen ander dan elk van haar soort,
haar bast toont sporen
overeenkomend naar verwachting.
Plots breekt zij. Haar kracht teniet
in gebroken takken op de grond.
Sappen stromen uit haar binnenste.
De winter dient zich aan,
stormen en kou teisteren haar,
ondergrondse uitwisseling van mineralen
kunnen haar niet meer voeden.
Zoekend naar leven slaat ze haar wortels
dieper en dieper uit,
naar een bron
waaruit ze wel putten kan.
Daar,
daar vindt zij rijkere bodem,
waar haar hongerige kern zich voedt.
Haar omhulsel gebarsten,
gebroken,
schijnt het licht,
haar kern binnen.
Verblindend, ongekend,
wordt zij geraakt en ontkiemd zich
haar wezenlijke aard.
Gevoed en gegrond,
groeit zij, zoekend
in de schaduw van anderen
naar het licht,
haar blikveld verbreedt
en ziet zij, eindelijk,
De horizon.
No Comments